Een rechtvaardig en menselijk Nederland – Algemene uitgangspunten
“Stel je een land voor waar niemand buiten de cirkel van zorg valt.”
Een duurzame, rechtvaardige en menswaardige samenleving vraagt om een
overkoepelende visie die alle beleidsterreinen met elkaar verbindt. Die visie
is niet willekeurig: zij wortelt in de kernwaarden die ons land al generaties
dragen en die nu opnieuw richting moeten geven.
- Menselijkheid
betekent dat mensen nooit worden gereduceerd tot middelen of cijfers, maar
altijd als doel op zichzelf worden gezien.
- Rechtvaardigheid
betekent dat lasten en kansen eerlijk worden verdeeld, en dat de
samenleving haar zwaksten beschermt.
- Vrijheid
betekent dat iedereen, ongeacht achtergrond, zijn leven kan vormgeven
zonder angst of uitsluiting.
- Gelijkheid
garandeert dat niemand wordt achtergesteld door afkomst, gender of
overtuiging.
- Broederschap
herinnert ons eraan dat we pas sterk zijn wanneer we elkaar dragen en niet
tegen elkaar worden uitgespeeld.
- En de
rechtsstaat is het fundament dat ervoor zorgt dat deze waarden niet
afhankelijk zijn van de grillen van de meerderheid, maar voor ieder mens
gelden.
Deze visie is dus geen technocratisch plan, maar een moreel kompas dat
richting geeft aan politiek, bestuur en dagelijks samenleven.
1 Menselijkheid als maatstaf: beleid getoetst op
menselijke waardigheid.
Dat betekent bijvoorbeeld dat arbeidsmigranten niet enkel gezien mogen
worden als goedkope arbeidskrachten, maar als mensen met rechten, dromen en
gezinnen. Dat ouderen niet slechts “kostenposten” in de zorg zijn, maar
individuen met een waardig leven achter en voor zich. Dat jongeren niet alleen
beoordeeld worden op hun toekomstige bijdrage aan de economie, maar ook recht
hebben op een gezonde, veilige en kansrijke jeugd.
Te vaak zien we hoe beleid vooral wordt onderbouwd met macro-economische
cijfers: groei, werkgelegenheid, koopkrachtplaatjes. Natuurlijk zijn deze
cijfers belangrijk, maar ze vertellen niet het hele verhaal. Een stijgende
economie kan samengaan met groeiende ongelijkheid. Hogere productiviteit kan
samengaan met meer stress en burn-outs. Een dalend overheidstekort kan
samengaan met uitgeklede publieke voorzieningen. Wanneer de mens wordt
gereduceerd tot middel, verdwijnt het zicht op de werkelijke betekenis van
beleid voor het dagelijkse leven.
Daarom is het noodzakelijk om bij elk beleidsvoorstel expliciet de vraag te
stellen: wat betekent dit voor de menselijke waardigheid, voor welzijn, voor de
kansengelijkheid van mensen? Doet dit recht aan de kwetsbaren in de
samenleving? Geeft het jongeren perspectief? Waarborgt het dat niemand buiten
de boot valt?
Een samenleving die de mens centraal stelt, herkent dat niet alles meetbaar
is in cijfers. Waardigheid is niet te vangen in procenten. Verbondenheid laat
zich niet uitdrukken in marktaandelen. En vertrouwen kan niet worden gecreëerd
door spreadsheets. Het gaat om de vraag of mensen zich gezien, gehoord en
gewaardeerd voelen.
Dit perspectief verandert de logica van politiek en beleid. Het gaat dan
niet langer om de vraag: “Wat levert dit op in economische termen?”, maar om de
vraag: “Wat betekent dit voor mensen?” Dat is geen romantisch ideaal, maar een
praktische noodzaak. Want beleid dat de menselijke maat negeert, loopt vroeg of
laat vast in wantrouwen, protesten en maatschappelijke ontwrichting. De
toeslagenaffaire is daarvan een pijnlijk voorbeeld: efficiënte systemen en
strakke regels werden belangrijker gevonden dan menselijke rechtvaardigheid –
met desastreuze gevolgen.
Een voorbeeld: In het debat over arbeidsmigratie ligt de nadruk vaak op
economische baten voor werkgevers en de staat. Maar het menselijk perspectief –
huisvesting, integratie, gezinsleven – raakt onderbelicht. Een integrale visie
stelt dat beleid niet mag blijven steken bij economische calculaties, maar moet
waarborgen dat mensen in waardigheid kunnen leven, ongeacht hun herkomst of
positie.
Een rechtvaardig Nederland stelt daarom de mens altijd centraal, niet als
middel maar als doel. Alleen dan kunnen vrijheid, gelijkheid en
rechtvaardigheid werkelijk betekenis krijgen in het dagelijks leven.
2 Empathie en eerlijkheid als politieke leidraad
De coronacrisis liet pijnlijk zien hoe groot het belang van empathie is.
Ouderen in verpleeghuizen werden geïsoleerd en afgesneden van hun geliefden,
soms maandenlang. Mensen in vitale maar laagbetaalde beroepen – schoonmakers,
supermarktmedewerkers, pakketbezorgers – hadden geen luxe van thuiswerken en
liepen een veel hoger risico om besmet te raken. Voor gezinnen met kleine
woningen of zonder digitale middelen werd onderwijs op afstand een bron van
ongelijkheid. Empathisch beleid zou betekenen dat deze groepen niet worden
vergeten in de besluitvorming, maar juist expliciet meegenomen: in
beschermingsmaatregelen, in steunpakketten, in waardering.
Eerlijkheid vraagt dat de overheid ook haar eigen tekortkomingen erkent.
Tijdens de pandemie werd te vaak informatie achtergehouden of te laat gedeeld,
wat wantrouwen versterkte. De mondkapjesdeal en de gebrekkige communicatie rond
vaccinatiecampagnes zijn voorbeelden waar transparantie ontbrak. Burgers hebben
recht op volledige informatie – ook als die pijnlijk of onvolmaakt is.
Hetzelfde geldt voor de toeslagenaffaire: jarenlang ontkende de overheid de
ernst van het probleem en negeerde ze de signalen van ouders die klem zaten.
Pas toen onderzoeksjournalistiek en gedupeerden zelf de waarheid boven tafel
kregen, kwam er beweging.
Eerlijkheid betekent dat de overheid fouten niet maskeert, maar erkent en
corrigeert. Alleen zo kan vertrouwen worden hersteld. Empathie betekent dat
beleid niet blind is voor statistieken of macro-economische belangen, maar de
levens van echte mensen centraal stelt. Zoals de Zuid-Afrikaanse denker Desmond
Tutu zei: “Uiteindelijk gaat het bij politiek om mensen. Als het niet om
mensen gaat, gaat het nergens over.”
Empathie zonder eerlijkheid is sentimentaliteit; eerlijkheid zonder
empathie is kilheid. Pas samen zorgen ze voor beleid dat geloofwaardig én
menselijk is. En in een tijd waarin vertrouwen in instituties onder druk staat,
is juist dat de sleutel om burgers weer het gevoel te geven dat de overheid er
voor hén is – niet voor systemen of statistieken, maar voor mensen van vlees en
bloed.
3 Algemeen belang boven groepsbelang: keuzes in
dienst van iedereen
Het stikstofdebat is hiervan een sprekend voorbeeld. De belangen van
landbouw, natuur, bouw en burgers botsen hard. Te lang hebben economische en
sectorale belangen – zoals grootschalige intensieve landbouw – het beleid
gedomineerd, met grote schade voor natuur, klimaat en leefomgeving tot gevolg.
Tegelijk voelen boeren zich klemgezet en in hun bestaan bedreigd. Een integrale
visie vraagt daarom om oplossingen die meerdere belangen in balans brengen:
natuurherstel combineren met een duurzaam toekomstperspectief voor boeren, én
ruimte scheppen voor broodnodige woningbouw. Het collectieve belang – een
leefbare en duurzame toekomst – moet daarbij leidend zijn.
Het risico van groepsbelangen gaat verder dan binnenlandse polarisatie.
Wanneer bepaalde belangen structureel zwaarder wegen dan het algemeen belang,
ontstaat ruimte voor corruptie en buitenlandse inmenging. Voorbeelden uit
andere landen laten zien hoe gevaarlijk dit kan zijn. In Hongarije zijn
mediabelangen en landbouwsubsidies systematisch ingezet om politieke macht te
verstevigen. In Italië en Griekenland hebben buitenlandse investeringen in
strategische sectoren, zoals havens en energie, geleid tot politieke
afhankelijkheid. Ook in Nederland bestaan risico’s: denk aan buitenlandse
financiering van religieuze instellingen of invloed van multinationals die via
lobby’s regelgeving proberen te sturen in hun voordeel.
Corruptie en buitenlandse inmenging zijn sluipende bedreigingen: ze
ondermijnen vertrouwen van burgers, zetten instituties buitenspel en maken een
land kwetsbaar voor druk van buitenaf. Juist daarom moet beleid transparant,
controleerbaar en onafhankelijk blijven. Het collectieve belang wordt alleen
beschermd wanneer besluitvorming bestand is tegen de macht van lobby’s,
financiële druk en geopolitieke beïnvloeding.
Een sterk voorbeeld van hoe het wél kan, zien we in burgerberaden en
onafhankelijke planbureaus die breed gedragen oplossingen zoeken. Daar worden
uiteenlopende perspectieven meegenomen, zonder dat één belang alles overheerst.
Zoals filosoof Martha Nussbaum stelde: “Een rechtvaardige samenleving vraagt
dat we onszelf verplaatsen in de positie van de ander.” Dit betekent:
beleid dat niet alleen kijkt naar rendement of korte termijn, maar naar de
vraag hoe het de samenleving als geheel rechtvaardiger en leefbaarder maakt.
De kern is helder:
- Het
collectieve belang moet altijd zwaarder wegen dan het belang van één
groep.
- Transparantie
en controle zijn noodzakelijk om corruptie en buitenlandse beïnvloeding te
voorkomen.
- Een
toekomstbestendig beleid zoekt evenwicht tussen belangen, gericht op
welzijn, duurzaamheid en democratische weerbaarheid.
Want zodra groepsbelangen de koers bepalen, dreigt de samenleving uiteen te
vallen. Alleen een duidelijke focus op het algemeen belang houdt Nederland
vrij, rechtvaardig en menselijk.
4 Vrijheid en gelijkheid horen bij elkaar: geen
vrijheid zonder gelijke kansen.
Vrijheid betekent meer dan alleen de afwezigheid van dwang. Het gaat om de
mogelijkheid je eigen levenspad te kiezen – ongeacht afkomst, gender, religie
of sociale positie. Voor een student moet de keuze voor een studie of carrière
niet afhangen van de dikte van de portemonnee van zijn ouders of de postcode
waarin hij opgroeide. Voor een jonge vrouw betekent vrijheid dat zij zonder
angst haar stem kan verheffen, online én offline, zonder te worden gereduceerd
tot haar gender.
Gelijkheid vraagt dat de kansen die mensen krijgen niet afhankelijk zijn
van hun achternaam of huidskleur. Toch tonen onderzoeken van het Sociaal en
Cultureel Planbureau en het College voor de Rechten van de Mens keer op keer
aan dat sollicitanten met een niet-westerse naam minder vaak worden uitgenodigd
voor een gesprek, ook bij gelijke kwalificaties. Discriminatie op de
arbeidsmarkt is een structurele barrière die de belofte van gelijkheid
ondermijnt. Hier geldt: zonder gelijke kansen, geen echte vrijheid.
Broederschap is de sociale lijm die een samenleving bij elkaar houdt. Het
wordt zichtbaar in buurtcoöperaties die samen zorg organiseren voor kwetsbare
buren, of in energiecoöperaties waarin bewoners gezamenlijk investeren in
zonnepanelen voor hun wijk. Ook in tijden van crisis – zoals de opvang van
Oekraïense vluchtelingen – toonde broederschap zich in talloze initiatieven
waarbij burgers spontaan hun huizen openstelden. Het laat zien dat solidariteit
geen abstract ideaal is, maar dagelijkse praktijk.
Deze drie waarden versterken elkaar. Een samenleving die de vrijheid van
meningsuiting koestert, maar vrouwen of minderheden structureel achterstelt,
ondergraaft zichzelf. Evenzo is een samenleving die gelijke kansen belooft,
maar haar burgers in de steek laat bij zorg of huisvesting, geen broederlijke
gemeenschap. En broederschap zonder vrijheid en gelijkheid dreigt te verworden
tot uitsluiting: alleen zorgen voor de “eigen groep”.
De Franse Revolutie zette deze drie waarden naast elkaar als fundament van
de moderne democratie. Vandaag de dag zijn ze nog altijd actueel. In Nederland
zien we ze terug in het onderwijs dat kansen moet bieden aan álle kinderen, in
gelijke rechten voor LGBTI-personen, en in de sociale vangnetten die ervoor
zorgen dat niemand door het ijs zakt.
Zoals de filosoof John Rawls stelde: “De rechtvaardigheid van een
samenleving wordt gemeten aan hoe zij haar minst bevoorrechte leden behandelt.”
Vrijheid, gelijkheid en broederschap zijn dus geen losse idealen, maar de
toetssteen voor hoe humaan en rechtvaardig een samenleving werkelijk is.
5 De rechtsstaat beschermt ons allemaal: ook wie
impopulair of kwetsbaar is.
Onder een rechtsstaat verstaan we dat de macht van de overheid begrensd is
door wetten, dat burgers gelijke rechten hebben, en dat onafhankelijke rechters
toezien op de bescherming daarvan. De toevoeging democratisch betekent dat de
wetten en regels tot stand komen door vertegenwoordigers die door burgers zijn
gekozen, en dat burgers zelf invloed hebben via verkiezingen, participatie en
inspraak. Democratie en rechtsstaat horen onlosmakelijk bij elkaar: zonder
rechtsstaat kan democratie ontsporen in de tirannie van de meerderheid, en
zonder democratie verwordt de rechtsstaat tot een koude technocratie.
In een democratische rechtsstaat staan mensenrechten centraal. Zij vormen
de morele en juridische kern die burgers beschermt tegen willekeur en
machtsmisbruik. Het recht op vrijheid van meningsuiting, gelijke behandeling,
privacy, onderwijs, en bescherming van minderheden zijn geen luxeartikelen,
maar waarborgen dat ieder mens als volwaardig individu kan bestaan.
Mensenrechten zijn de codificatie van het idee dat ieder mens een intrinsieke
waarde heeft – ongeacht afkomst, religie, gender of overtuiging.
Daarom zijn mensenrechten een uitdrukking van menselijkheid. Ze zeggen: je
bent beschermd, niet omdat je slim, rijk of populair bent, maar simpelweg omdat
je mens bent. Ze vormen de morele grens waar politiek niet overheen mag gaan.
Zoals Eleanor Roosevelt, een van de grondleggers van de Universele Verklaring
van de Rechten van de Mens, stelde: “Where, after all, do universal human
rights begin? In small places, close to home…” Daarmee maakte ze duidelijk
dat mensenrechten niet abstract zijn, maar in het dagelijks leven betekenis
krijgen: op school, op het werk, in de straat en in het gezin.
Het ondermijnen van de rechtsstaat door bijvoorbeeld te suggereren dat
Nederland uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zou moeten
stappen, gaat daarom veel verder dan een juridisch-technische kwestie. Het
betekent dat de basis wordt aangetast van onze erkenning dat rechten universeel
zijn en niet afhankelijk mogen worden van meerderheidswensen of politieke
opportuniteit. Het betekent ook dat de bescherming van de meest kwetsbaren in
de samenleving – asielzoekers, religieuze minderheden, LGBTI’ers, maar ook
burgers die zich kritisch uitlaten – ter discussie komt te staan.
De rechtsstaat is dus niet slechts een set wetten, maar een cultuur van
vertrouwen en menselijkheid: vertrouwen dat ieder mens gelijkwaardig is,
vertrouwen dat machthebbers worden begrensd, vertrouwen dat de kwetsbaren niet
vogelvrij zijn. Mensenrechten zijn daarin de toetssteen. Zonder hen verliezen
woorden als vrijheid, gelijkheid en solidariteit hun inhoud.
Zoals de Franse denker Claude Lefort benadrukte, ligt de kracht van de
democratie juist in het institutionaliseren van verschil: het scheppen van
ruimte waarin meningsverschillen vreedzaam worden uitgevochten, en minderheden
niet worden onderdrukt maar beschermd. En zoals Hannah Arendt stelde, is “het
recht om rechten te hebben” de essentie van menselijke waardigheid.
Daarom geldt: het verdedigen van de democratische rechtsstaat is meer dan
een politieke taak – het is een morele plicht. Het is de keuze om menselijkheid
boven macht, recht boven willekeur en bescherming boven uitsluiting te stellen.
6 Samenleven als kernprincipe
Een samenleving die uiteenvalt in kampen van “wij” en “zij” verliest haar fundament. Haat, verdeeldheid, polarisatie en populisme bieden misschien snelle politieke winst, maar ze zijn geen antwoord op de grote uitdagingen van deze tijd – van klimaat en woningnood tot zorg en internationale veiligheid. Wat werkelijk nodig is, zijn waarden als respect, dialoog en de bereidheid tot compromis.
Voorbeeld uit de praktijk: In gemengde wijken, waar kinderen samen naar
school gaan, jongeren elkaar ontmoeten op sportvelden en bewoners elkaar
tegenkomen in buurthuizen, ontstaat vaak meer begrip en solidariteit dan in
gesegregeerde omgevingen. Mensen leren elkaar kennen als buren, klasgenoten en
teamgenoten, niet als karikaturen van een “andere groep”. Het zijn die
dagelijkse ontmoetingen die het sociale weefsel versterken.
Wanneer politici daarentegen bewust verdeeldheid zaaien – zoals vaak
gebeurt in het migratiedebat, waar vluchtelingen en moslims als bedreiging
worden afgeschilderd – wordt het samenleven ondermijnd. De focus verschuift van
wat ons bindt naar wat ons scheidt. Dit werkt door in het dagelijks leven: van
discriminatie op de arbeidsmarkt tot wantrouwen op straat.
Diversiteit moet gezien worden als bron van kracht, niet van angst. Tal van
onderzoeken, onder meer van Harvard-professor Robert Putnam, tonen dat
samenlevingen met meer diversiteit aanvankelijk spanningen kunnen kennen, maar
op de lange termijn juist innovatiever, creatiever en veerkrachtiger zijn.
Bedrijven die divers samengestelde teams hebben, presteren aantoonbaar beter,
omdat verschillende perspectieven leiden tot betere oplossingen. Ook in kunst,
wetenschap en economie is diversiteit steeds de motor van vooruitgang geweest.
Hier sluit het gedachtegoed van Thich Nhat Hanh naadloos bij aan. Hij sprak
over “interbeing”: het inzicht dat wij allemaal met elkaar verbonden
zijn. Niemand leeft geïsoleerd; ons geluk, onze vrijheid en ons welzijn zijn
altijd verweven met dat van anderen. Zoals hij zei: “We are here to awaken from the
illusion of our separateness.” In een samenleving betekent dat: onrecht
tegen de een is onrecht tegen ons allemaal. Discriminatie van moslims,
LGBTI+’ers of vrouwen raakt niet alleen hén, maar verzwakt het hele sociale
weefsel waarin wij allen leven.
Filosofen als Martha Nussbaum en Amartya Sen benadrukken eveneens dat het
samenleven met verschillen de kern is van democratische volwassenheid: leren
omgaan met pluraliteit zonder die te reduceren tot vijandigheid. Zoals Nussbaum
stelt: “Het vermogen om de wereld te zien door de ogen van een ander is de
basis van zowel compassie als rechtvaardigheid.”
De keuze is helder: een samenleving gebaseerd op angst en uitsluiting wordt
broos en conflictueus, terwijl een samenleving die diversiteit én
interconnectiviteit omarmt sterker en menselijker wordt. Het kernprincipe moet
daarom zijn: bouwen aan verbinding, niet aan muren. Alleen zo kunnen we
werkelijk spreken van samenleven – in de diepste betekenis van het
woord.
7 Feiten boven gevoelens in beleid
Een democratie die haar koers laat bepalen door de waan van de dag, slogans of
onderbuikgevoelens, verliest haar vermogen om structurele problemen effectief
aan te pakken. Daarom is een sterke rol voor onafhankelijke kennisinstituten,
universiteiten en een vrije pers onmisbaar. Zij vormen de fundamenten die
voorkomen dat politiek verwordt tot theater en dat beleid wordt gebaseerd op
perceptie in plaats van werkelijkheid.
Voorbeeld: klimaatverandering. Het Intergovernmental Panel on Climate
Change (IPCC) laat met harde data zien wat de gevolgen zijn van stijgende
temperaturen: extreem weer, verlies van biodiversiteit, stijgende zeespiegels
en toenemende vluchtelingenstromen. Dit zijn geen meningen, maar
wetenschappelijk vastgestelde feiten. Wanneer politici deze bevindingen
bagatelliseren of bewust verdraaien om twijfel te zaaien, verzwakken ze niet
alleen de slagkracht van klimaatbeleid, maar ook het vertrouwen van burgers in
instituties en wetenschap.
We zien dit mechanisme ook elders. In de coronacrisis werd duidelijk hoe
belangrijk onafhankelijke informatie is. Landen die vertrouwden op
wetenschappelijke adviezen en transparante communicatie – zoals Nieuw-Zeeland
of Denemarken – wisten de crisis beter te beheersen dan landen waar politieke
leiders desinformatie verspreidden of hun beleid lieten leiden door korte
termijn populariteit.
De
filosoof Hannah Arendt wees er al op dat het verlies van feiten in het publieke
debat een voedingsbodem is voor totalitaire neigingen: “The result of a
consistent and total substitution of lies for factual truth is not that the
lies will now be accepted as truth, but that the sense by which we take our
bearings in the real world is being destroyed.” Wanneer feiten
vervagen, verliezen burgers hun oriëntatie en wordt de samenleving vatbaar voor
manipulatie.
Daarom is het essentieel dat beleid rust op betrouwbare data en
onafhankelijke journalistiek. Instituten als het CBS, SCP en PBL in Nederland,
maar ook het IPCC of Eurostat internationaal, moeten niet alleen hun werk
kunnen doen, maar ook actief worden beschermd tegen politieke druk. Evenzo
heeft de journalistiek een plicht om feiten boven sensatie te stellen en geen
podium te bieden aan haatdragende of misleidende boodschappen.
Kortom: feiten zijn geen luxe, maar het fundament van een menselijk en
rechtvaardig beleid. Alleen door keuzes te baseren op onderzoek en waarheid kan
vertrouwen worden hersteld en kan de democratische rechtsstaat functioneren
zoals bedoeld.
8 Een alomvattend narratief
Voorbeeld: de Sustainable Development Goals (SDG’s). De Verenigde Naties
brachten met de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen een raamwerk dat wereldwijd
door landen, steden, bedrijven en maatschappelijke organisaties wordt gebruikt.
Het succes ervan ligt niet in de perfectie of volledige overeenstemming, maar
in de gedeelde richting die het schept: een collectief beeld van een
rechtvaardige, duurzame en inclusieve toekomst. Een nationaal narratief kan
eenzelfde rol vervullen: het verbinden van verduurzaming, sociale
rechtvaardigheid en democratische waarden tot één gemeenschappelijke weg.
Zo’n verhaal moet duidelijk maken dat verduurzaming niet losstaat van
bestaanszekerheid, dat vrijheid onlosmakelijk verbonden is met gelijkheid, en
dat rechtvaardigheid alleen werkelijk is wanneer niemand structureel
buitengesloten wordt. Het zijn geen parallelle trajecten, maar schakels in één
keten. Filosofen als Amartya Sen hebben benadrukt dat vrijheid zowel doel
als middel is: mensen hebben pas de ruimte om vrij te leven wanneer
basisrechten, onderwijs en bestaanszekerheid zijn gegarandeerd.
De kernwaarden vormen hierbij de bouwstenen van het narratief:
- Menselijkheid
waarborgt dat beleid altijd de menselijke maat bewaart.
- Rechtvaardigheid
voorkomt dat groepen structureel achterblijven of uitgesloten worden.
- Vrijheid en
gelijkheid maken dat diversiteit niet tot conflict leidt, maar tot kracht.
- Broederschap
(of verbondenheid) zorgt dat we daadwerkelijk samenleven in plaats van
langs elkaar heen.
- De
rechtsstaat beschermt deze waarden en garandeert dat ze niet afhankelijk
zijn van willekeur of meerderheidswensen.
Een dergelijk integrerend verhaal is meer dan een verzameling
beleidsdoelen. Het is een moreel kompas dat richting geeft, ook in tijden van
onzekerheid en crisis. Zoals de socioloog Manuel Castells stelt: “Mensen
veranderen de wereld niet met feiten alleen, maar met verhalen die hen
overtuigen dat verandering mogelijk is.”
Daarom is het scheppen van een overkoepelend narratief geen luxe, maar
noodzaak. Het geeft burgers, beleidsmakers en instituties een gedeeld
perspectief op de toekomst – een perspectief waarin duurzaamheid,
rechtvaardigheid en democratie niet losstaande ambities zijn, maar schakels in
een gezamenlijke weg naar een menselijker samenleving.
Reacties
Een reactie posten