Geloof als wapen voor verdeeldheid – en hoe we het narratief kunnen doorbreken
Populistische en extreemrechtse politici gebruiken geloof vaak niet om over religie zelf te praten, maar als instrument om mensen tegen elkaar op te zetten. In Europa is de Islam daarbij meestal het doelwit. Niet omdat de kern van de Islam problematisch is, maar omdat religie voor veel mensen een belangrijk onderdeel is van hun identiteit, geschiedenis en gevoel van thuis. Dat maakt het een krachtig symbool om angst en wantrouwen aan op te hangen.
Religie is zichtbaar: in kleding, gebruiken en gebed. Het is makkelijk om daar “de ander” mee te markeren. Daarbij kan men teruggrijpen op historische conflicten of hardnekkige stereotypen. En omdat religieuze minderheden vaak klein en politiek kwetsbaar zijn, lenen ze zich in de ogen van populisten goed als zondebok. Het is een beproefde politieke strategie: benoem een vijand, herhaal het gevaar, en presenteer jezelf als de beschermer van “ons”.
Ironisch genoeg delen alle grote wereldgodsdiensten – de Islam, het Christendom, het Jodendom, het Hindoeïsme en het Boeddhisme – dezelfde morele kern: rechtvaardigheid, medemenselijkheid en het streven naar vreedzaam samenleven. Ze roepen op tot eerlijkheid, zorg voor de kwetsbaren en het vermijden van onnodig conflict. Precies de waarden die een samenleving sterker maken. Maar die verbindende boodschap verdwijnt in het politieke spel, omdat verbinding niet het doel is van wie op polarisatie teert.
Het misbruiken van geloof voor politieke winst is gevaarlijk. Het leidt tot polarisatie: samenlevingen worden in kampen verdeeld en het onderlinge vertrouwen brokkelt af. Het zorgt voor stigmatisering: hele groepen mensen worden gereduceerd tot karikaturen of ‘bedreigingen’. Het normaliseert discriminatie, waardoor haatdragende uitspraken steeds acceptabeler lijken. En het werkt radicalisering in de hand – zowel bij gestigmatiseerde groepen die zich afkeren van de samenleving, als bij aanhangers van extreemrechts die steeds minder grenzen ervaren in hun vijanddenken. Uiteindelijk tast het de fundamenten van de democratische rechtsstaat aan, omdat de rechten van minderheden onder druk komen te staan.
Dit narratief kan worden doorbroken. Dat begint met feiten en context. Cijfers over bevolkingssamenstelling en integratie laten zien dat de vermeende ‘bedreiging’ niet bestaat. We moeten benadrukken dat de overgrote meerderheid van gelovigen vreedzaam is en actief bijdraagt aan de samenleving. Ook is het belangrijk om de kernwaarden van alle religies te laten zien: rechtvaardigheid, medemenselijkheid en vreedzaam samenleven zijn universeel.
Daarnaast moeten we positieve verhalen vertellen: over samenwerking, vriendschap en solidariteit tussen mensen van verschillende geloven en achtergronden. Uitsluiting en discriminatie moeten we actief bestrijden, niet alleen in woorden maar ook in beleid en handhaving. Politici, media en opiniemakers dragen verantwoordelijkheid en moeten daarop worden aangesproken.
Verbinding is het krachtigste tegengif tegen polarisatie. Interreligieuze dialogen, gezamenlijke buurtprojecten en initiatieven waarin mensen elkaar echt leren kennen, breken wantrouwen af. Onderwijs speelt hierin een sleutelrol: jongeren leren hoe framing, stereotypering en manipulatie werken, zodat ze er minder vatbaar voor zijn.
Geloof kan mensen verbinden, maar in handen van populistische en extreemrechtse politici wordt het te vaak een wapen van verdeeldheid. Juist daarom moeten we kiezen voor een samenleving waarin menselijkheid, rechtvaardigheid en empathie leidend zijn. Alleen zo beschermen we onze democratische rechtsstaat én de gemeenschappelijke waarden die alle wereldgodsdiensten al eeuwenlang uitdragen.
Reacties
Een reactie posten