Menselijkheid in de ogen van een kind: Het verhaal van Anna en Noor
Anna fietste door de regen, haar dochtertje Noor van vijf zat in het kinderstoeltje achterop. De stad leek dezelfde als altijd, met zijn vertrouwde pleinen en winkelstraten, maar de gesprekken op straat, de krantenkoppen en de slogans op verkiezingsposters gaven een andere toon. Noor wees naar een muur waar grote letters stonden: “Grenzen dicht – ons land terug!”
“Wat betekent dat, mama?” vroeg ze met kinderlijke nieuwsgierigheid.
Anna slikte. Hoe leg je een kind uit dat zulke woorden niet zomaar letters
zijn, maar signalen van een samenleving die zichzelf aan het verliezen is?
Ze dacht terug aan de schoolbijeenkomst van vorige week. Een vader had daar
hardop gezegd dat moskeeën gesloten moesten worden. Een ander applaudisseerde.
Anna zag hoe de moslimouders in de zaal stil naar de grond keken. Ze kende hen:
vriendelijke mensen die dagelijks hun kinderen naar dezelfde school brachten,
die samen speelden met Noor. En toch werden ze plotseling als vreemden
behandeld.
Onderweg passeerden ze een groep jongeren die leuzen riepen over
“klimaatgekte”. Noor vroeg waarom ze zo boos waren. Anna vertelde dat sommige
mensen denken dat roepen makkelijker is dan samen zoeken naar oplossingen. Ze
wist dat populistische slogans verleidelijk waren – kort, krachtig, emotioneel
– maar ze boden geen antwoord. Zoals een rukwind die je fiets uit balans
brengt, maar je niet dichter bij huis brengt.
’s Avonds las Anna Noor voor. In het sprookje ging het over een dorp waar
de mensen elkaar niet meer vertrouwden. Ieder riep dat de ander de schuld was
van hun problemen. Tot er niemand meer overbleef om samen een brug te bouwen,
en het dorp uiteenviel. Noor luisterde aandachtig en fluisterde: “Dat lijkt een
beetje op wat er nu gebeurt, hè mama?”
De volgende dag kwam er nieuws op televisie: een journalist was bedreigd
omdat hij misstanden in de politiek had blootgelegd. “Waarom zouden mensen boos
zijn op iemand die gewoon vertelt wat er is gebeurd?” vroeg Noor. Anna zuchtte.
“Omdat waarheid soms gevaarlijk voelt voor wie macht wil houden.”
Bij het avondeten stelde Noor nog een vraag. “Maar mama, wie zorgt er dan
dat iedereen eerlijk wordt behandeld?” Anna dacht aan de rechtsstaat, aan
rechters en grondwetten, en zei: “Daar hebben we regels en rechters voor. Zij
zorgen dat niemand zomaar minder rechten krijgt. Maar sommige mensen willen dat
veranderen, omdat ze denken dat macht belangrijker is dan eerlijkheid.”
Noor werd stil. “En als ze dat veranderen, wie beschermt ons dan?”
Anna voelde een koude rilling. Ze wist dat haar dochter de essentie had
geraakt. Zonder rechtsstaat, zonder vertrouwen, zonder menselijkheid blijft er
weinig bescherming over.
En toch wilde ze Noor niet achterlaten met angst. “Kijk,” zei ze terwijl ze
naar de lucht wees, “zie je al die vogels die samen vliegen? Als ze allemaal
hun eigen kant op zouden gaan, botsen ze. Maar omdat ze samenwerken, blijven ze
in de lucht. Zo is het ook met mensen. We moeten elkaar niet verliezen.”
Noor knikte en glimlachte. “Dan ga ik morgen in de klas tegen Sara zeggen
dat ze altijd naast mij mag zitten. Ook al zegt iemand anders dat ze anders
is.”
Anna voelde zich even opgelucht. Misschien was dat de kern: in kleine
gebaren, in woorden van kinderen, leefde de hoop dat een menselijk Nederland
mogelijk bleef. Maar ze wist ook: als volwassenen hun verantwoordelijkheid niet
nemen, kunnen kinderen het niet alleen dragen.
Reacties
Een reactie posten