Sociale grondrechten: richtingwijzers voor een menswaardige samenleving
In de artikelen 19, 20, 21 en 22 van de Nederlandse Grondwet zijn zogenoemde sociale grondrechten vastgelegd. Deze rechten verschillen wezenlijk van de klassieke grondrechten zoals het recht op meningsuiting, vereniging of privacy. Waar klassieke grondrechten de overheid vooral verplichten zich te onthouden van inmenging – ze werken negatief – verplichten sociale grondrechten de overheid juist tot actief handelen. Het zijn opdrachten aan de wetgever en het bestuur om voorwaarden te scheppen voor een menswaardig bestaan.
Sociale grondrechten zijn
meestal geformuleerd als zorg- of bevorderingsplichten: “is voorwerp van zorg”
of “treft maatregelen”. Ze zijn in beginsel minder direct afdwingbaar bij de
rechter, omdat artikel 120 Grondwet toetsing van formele wetten aan de Grondwet
uitsluit. Hun betekenis is echter groot: ze sturen beleid, wetgeving en
bestuurspraktijk. Waar de wetgever sociale grondrechten concretiseert –
bijvoorbeeld in het recht op bijstand of op toegang tot gezondheidszorg –
kunnen burgers er wel degelijk aanspraken aan ontlenen. Bovendien vullen
internationale verdragen, die in Nederland rechtstreeks kunnen werken, de
bescherming aan.
Artikel 19 legt de zorg van de overheid vast voor voldoende
werkgelegenheid. Het waarborgt de vrije arbeidskeuze en verplicht tot
wettelijke regels over arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap en bescherming van
werkenden. De minimumvereisten zijn een actief arbeidsmarktbeleid, wetgeving
die fatsoenlijke arbeidsomstandigheden garandeert, en het voorkomen van
indirecte beroepsverboden zonder zwaarwegende redenen.
Artikel 20 gaat over bestaanszekerheid en sociale zekerheid.
Het bepaalt dat wie niet in het eigen bestaan kan voorzien, recht heeft op
bijstand, binnen wettelijke regels. Dit vereist een stelsel van sociale
verzekeringen en voorzieningen – zoals AOW, WW, WIA en de Participatiewet – dat
effectief armoede, dakloosheid en sociale uitsluiting voorkomt.
Non-discriminatie en extra bescherming van kwetsbare groepen zijn hier
onmisbaar.
Artikel 21 verplicht de overheid te zorgen voor de
bewoonbaarheid van het land en voor bescherming en verbetering van het
leefmilieu. Dit betekent onder meer waterveiligheid, ruimtelijke bescherming,
milieukwaliteitsnormen en klimaatbeleid dat daadwerkelijk bijdraagt aan het
voorkomen van ernstige risico’s voor leven en gezondheid. Jurisprudentie, zoals
de Urgenda-zaak, laat zien dat deze plicht ook als positieve
mensenrechtenverplichting kan uitwerken.
Artikel 22 omvat drie zorgplichten: bevordering van de
volksgezondheid, voldoende woongelegenheid en voorwaarden voor maatschappelijke
en culturele ontplooiing. Minimumeisen zijn onder meer een publiek
gezondheidssysteem met toegankelijke zorg, voldoende betaalbare woningen door
middel van wet- en regelgeving en een beleid dat cultuur, sport en
maatschappelijke voorzieningen voor iedereen bereikbaar maakt.
Deze nationale bepalingen
worden aangevuld door internationale normen. Het VN-Verdrag inzake Economische,
Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) erkent onder meer het recht op werk,
sociale zekerheid, gezondheid, adequate huisvesting en onderwijs. Het Europees
Sociaal Handvest legt vergelijkbare verplichtingen op, zoals bescherming tegen
armoede en het recht op huisvesting. Het EU-Handvest van de Grondrechten bevat
in titel IV “Solidariteit” bepalingen over sociale zekerheid, gezondheidszorg
en milieubescherming, bindend bij uitvoering van EU-recht. Andere verdragen,
zoals het VN-Kinderrechtenverdrag en het VN-Verdrag Handicap, leggen bijzondere
verplichtingen op voor specifieke groepen. Deze verdragen formuleren
minimumstandaarden, verplichten tot planmatig beleid en bieden internationaal
toezicht.
De scheidslijn tussen
klassieke en sociale grondrechten is in de praktijk niet scherp. Vrijheden als
meningsuiting of vereniging krijgen pas betekenis als mensen beschikken over
onderwijs, gezondheid en bestaanszekerheid. Omgekeerd hebben sociale rechten
klassieke waarborgen nodig, zoals toegang tot de rechter en privacybescherming.
Rechters leggen die verbinding steeds vaker door sociale belangen te beschermen
via positieve verplichtingen onder klassieke rechten.
Om sociale grondrechten
meer impact te geven, zijn enkele stappen essentieel. Leg minimumkernen voor
gezondheid, wonen en bestaanszekerheid vast in wetgeving en borg dat er geen
terugval is zonder zwaarwegende reden. Voer een sociale-rechten-toets in bij
nieuwe wetgeving en begrotingen, met meetbare indicatoren en jaarlijkse
rapportages aan het parlement. Zorg voor toegankelijke rechtsbescherming en
betrek burgers, ervaringsdeskundigen en maatschappelijke organisaties
structureel bij beleid en wetgeving. Koppel financiële middelen aan wettelijke
opdrachten, bied gemeenten uitvoeringssteun en maak maatwerk en
hardheidsclausules standaard. Gebruik internationale normen als beleidskompas
en publiceer jaarlijks de stand van de sociale rechten in Nederland.
Sociale grondrechten zijn
geen vrijblijvende idealen. Het zijn staatsopdrachten die onze vrijheid
mogelijk maken en ons beschermen tegen sociale onzekerheid. Door deze rechten
stevig te verankeren in beleid, wetgeving en uitvoering, groeien ze uit van papieren
belofte tot tastbare zekerheid in het dagelijks leven.
Reacties
Een reactie posten