Samen ruimte maken in de complexiteit: een samenvatting van Samenwerken aan maatschappelijke opgaven

 In Samenwerken aan maatschappelijke opgaven: plaatsmaken voor gedeelde verantwoordelijkheid laten Manon de Caluwé en Edwin Kaats zien dat complexe maatschappelijke vraagstukken—zoals de energietransitie, sociale ongelijkheid, huisvesting, zorg of armoedebestrijding—niet door één organisatie, instituut of sector alleen kunnen worden opgelost. Deze “opgaven” overstijgen grenzen: inhoudelijke domeinen, verantwoordelijkheden, bevoegdheden, gewoontes en belangen. Wat nodig is, is samenwerking over die lijnen heen — maar dat is vaak ingewikkeld, tegenstrijdig en vol valkuilen.

De kern van hun visie is dat samenwerken niet vanzelf gaat. Deelname, verbinding en betekenisgeving moeten actief worden georganiseerd. Daarom introduceren de auteurs zes domeinen waarmee je kunt interveniëren om samenwerkingsnetwerken — in het bijzonder opgavenetwerken — vorm te geven en te ondersteunen:

  1. Opgave agenderen
    Dit gaat over het gezamenlijk formuleren van de maatschappelijke opgave zó dat alle partijen zich erin kunnen herkennen. Niet als abstract doel, maar als concrete kwestie die raakt. Elke organisatie kan daar een verschillend perspectief op hebben; het proces van agendering helpt die verschillende invalshoeken te verkennen en naar een gedeeld kader te komen.

  2. Interactie faciliteren
    Samenwerking vereist verschillende vormen van interactie:

    • Informatieve interactie: het onderzoeken, delen van kennis, analyseren van de situatie

    • Discursieve interactie: het voeren van dialoog over waarden, perspectieven en richtingen

    • Coördinatieve interactie: besluiten nemen, rollen afspreken, acties koppelen
      De kunst is om deze drie vormen in wisselwerking te houden, en niet te veel op één modus te blijven hangen.

  3. Actoren mobiliseren
    Niet iedereen is vanzelfsprekend betrokken. De auteurs besteden aandacht aan vragen als: wie moet deelnemen, op welk niveau, met welke motivatie? Hoe ga je om met passieve of weerstandige partijen? Hoe verbind je belangen, achterbannen en agenda’s? Mobilisatie vergt geduld, overtuiging én het bouwen van vertrouwen.

  4. Samensturing voor impact
    Wanneer deelnemers zijn verbonden, is het nodig om gezamenlijk sturing te geven aan het netwerk en de acties. Dit betekent dat je ruimte moet bieden voor experimenten én alsnog richting moet geven. De sturing is niet star: het gaat om bijsturen, leren en flexibel omgaan met onvoorspelbaarheid.

  5. Handelen legitimeren
    Voor samenwerking zijn legitimiteit en draagvlak cruciaal: partijen moeten zich eigenaar voelen van het gezamenlijke handelen. Legitimatie kan komen via wettelijke mandaten, erkenning, morele argumenten, of betrokkenheid van achterbannen. Zonder dat gevoel van ‘dit is onze opgave’ verwordt samenwerking vaak tot vrijblijvende plannen zonder uitvoering.

  6. Platform creëren
    Om de samenwerking in stand te houden, is een (tussentijdse) infrastructuur nodig: ontmoetingsplekken, informatiedelingen, gezamenlijke afspraken, communicatiekanalen. Een platform hoeft niet star of op zichzelfstaand te zijn—het kan ontstaan uit bestaande structuren, of flexibel vorm krijgen. Idee is dat het netwerk niet een vergadertafel is, maar een ademruimte tussen organisaties waar verbinding, experiment en reflectie plaatsvinden.

Door deze domeinen systematisch te beschouwen — in onderlinge samenhang en met oog voor het proces — brengen de auteurs houvast in de wirwar van samenwerking. Ze benadrukken dat zelfs succesvolle netwerken geen eindstation zijn: de opgave, de deelnemers en de context blijven doorontwikkelen.

Een (belangrijk) concept dat door het hele boek heen verschijnt is vrolijke veerkracht: de houding om met enthousiasme, relativeringsvermogen en doorzettingskracht om te gaan met tegenslagen, vertragingen en onverwachte wendingen. In een opgavenetwerk zijn momenten van voortgang vaak afgewisseld met terugval, onzekerheid en wantrouwen. Veerkracht, in positieve zin, zorgt dat mensen betrokken blijven, perspectieven openhouden en de ambitie levend houden.

De Caluwé en Kaats illustreren hun theorie met praktijkvoorbeelden: regio’s waarin zorg, wonen en welzijn samenkomen; initiatieven rond energietransitie; wijknetwerken waarin burgers, professionals en overheden samenwerken. Deze voorbeelden brengen de complexiteit tot leven — hoe deelnemers zich soms laten losraken, hoe processen stagneren, maar ook hoe nieuw elan kan ontstaan.

Wat dit boek zo waardevol maakt, is de combinatie van strategisch kader én praktisch handelingsrepertoire. Het is geen kant-en-klare toolbox, maar een denkkader dat uitnodigt om passend in jouw situatie te bewegen, met aandacht voor context, relaties en processen.

Voor wie werkt in beleid, netwerkmanagement, sociale domeinen of maatschappelijke initiatieven, is dit boek een gids én spiegel: het daagt uit om niet te blijven hangen in samenwerkingsretoriek, maar te leren werken met de complexiteit — en zo daadwerkelijke beweging te krijgen in de opgaven van onze tijd.





Reacties

Populaire posts van deze blog

Geen woorden voor dit verlies – maar ook geen ruimte voor haat

Een moreel kompas voor politiek, bestuur en samenleving

Hegel en de rechtvaardige samenleving: vrijheid, erkenning en de staat