Van woorden naar wonden: lessen uit Mein Kampf voor vandaag
Toen Adolf Hitler in Mein Kampf zijn haat tegen Joden opschreef, klonk dat voor sommigen misschien als extreme retoriek, maar niet als een reële dreiging. Hij schilderde Joden af als samenzweerders die economie, media en politiek zouden beheersen, als parasieten die een volk ondermijnden, en als vreemden die zich nooit werkelijk konden integreren. Het was een taal van ontmenselijking, complotten en uitsluiting – woorden die later uitmondden in daden.
Vandaag klinkt in sommige extreemrechtse kringen een retoriek die, hoewel gericht op andere groepen, dezelfde mechanismen vertoont. Moslims, asielzoekers en “allochtonen” worden neergezet als bedreiging voor cultuur en veiligheid, als pionnen in een vermeend plan van “omvolking” of als “gelukszoekers” die hier enkel komen om te profiteren. Het idee dat deze mensen zich nooit echt kunnen of willen aanpassen, echoot het oude verhaal dat Joden nooit loyaal konden zijn aan de natie.
Het cruciale verschil is dat we vandaag leven in een democratische rechtsstaat met grondrechten en tegenstemmen. Maar de patronen zijn herkenbaar en gevaarlijk. Geschiedenis leert dat woorden nooit neutraal zijn: ze kunnen het pad effenen voor discriminatie, uitsluiting en geweld.
Juist daarom moeten we alert blijven. Het is onze verantwoordelijkheid om te kiezen voor een andere taal: een taal die verbindt, die erkent dat verschillen er mogen zijn, en die menselijkheid centraal stelt. Alleen zo kan Nederland rechtvaardig, vrij en samenhangend blijven – en voorkomen dat woorden opnieuw tot wonden worden.
Reacties
Een reactie posten